Er zijn niet minder, maar meer zzp’ers nodig

Er zijn niet minder, maar meer zzp’ers nodig

De tarieven van zzp’ers stijgen veel sneller dan de cao-lonen. HeadFirst, dat zelfstandigen aan opdrachtgevers koppelt, en de Intelligence Group, specialist in cijfers over de arbeidsmarkt, verwachten dat zelfstandigen dit jaar gemiddeld 10,3 procent meer gaan verdienen. 

Door: Nick Ottens

De cao-lonen zijn in de eerste helft van het jaar met 3,2 procent gestegen. De banen liggen voor het oprapen. Voor iedere 100 werkzoekenden zijn er 143 vacatures, een record.

Toch houdt het kabinet vast aan beleid dat de arbeidsmarkt minder flexibel moet maken. De zelfstandigenaftrek gaat omlaag. Tijdelijke contracten voor dezelfde werkgever worden beperkt tot drie jaar. Oproep- en nulurencontracten worden verboden.

Bij een uurtarief van 30 tot 35 euro per uur zouden werkgevers moeten gaan bewijzen dat er geen sprake is van schijnzelfstandigheid. De bewijslast wordt omgedraaid. Het is de bedoeling dat werkgevers die moeite niet nemen, en in plaats daarvan bezorgers, kappers, huishoudelijke hulpen, personeel in de horeca en kinderopvang, en schoonmakers in vaste dienst nemen.

Deze zzp’ers zitten wel goed

Schilders en andere zelfstandigen in de bouw zitten vaak wel aan een uurtarief van 30 euro. Zij hebben tevens uitzicht op flinke tariefstijgingen. HeadFirst en de Intelligence Group verwachten dat loodgieters dit jaar 37 procent meer gaan verdienen, timmerlieden 33 procent en elektriciens 29 procent. Er is groot tekort aan vaklui, dus kunnen zij meer vragen.

De helft van de zzp’ers heeft een uurtarief van 35 euro of meer. Uitschieters zijn artsen, IT’ers en juristen, die gemiddeld meer dan 70 euro per uur in rekening brengen.

Dat zijn geen werkenden die hulp nodig hebben van de staat. Toch gooit de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Karien van Gennip (CDA), iedereen zonder vast contract op een hoop: oproep- en invalkrachten, werknemers met een contract voor bepaalde tijd, en de 1,1 miljoen zelfstandigen zonder personeel. 3,7 miljoen werkenden, of 40 procent van de beroepsbevolking; volgens Van Gennip hebben zij allemaal ‘minder toegang tot sociale zekerheid, minder vastigheid’ en is het voor hen ‘moeilijker een hypotheek af te sluiten.’

Groei 'flex' geen nieuw fenomeen

Als de flexibilisering van de arbeidsmarkt is ‘doorgeschoten’ is dat geen recent fenomeen. Tien jaar geleden werkte ook 40 procent flex. Wordt het niet tijd om te accepteren dat de arbeidsmarkt is veranderd? Door pensioenen en WW los te koppelen van vaste contracten, en de wettelijke hypotheekeisen te versoepelen?

Van Gennip houdt liever vast aan het arbeidsmodel van de Wederopbouw, toen vakbonden en werkgevers nog oppermachtig waren en werkenden blij waren als ze een baan konden vinden. De minister vraagt zich niet af waarom zoveel Nederlanders de voorkeur geven aan zelfstandigheid. Noch waarom bedrijven zo graag zzp’ers inhuren. In plaats daarvan klaagt zij dat werkgevers ervoor kiezen om ‘hun wendbaarheid te vertalen in heel veel flexcontracten.’ Dat betekent: als het tegenzit, kunnen bedrijven zzp’ers makkelijk ontslaan.

Bedrijven bieden meer vaste contracten

Nederland heeft officieel 327.000 werkzoekenden, 3,3 procent van de beroepsbevolking. Daarnaast zijn zo’n 240.000 Nederlanders beschikbaar voor werk maar niet actief op zoek, en 114.000 wel op zoek maar niet binnen twee weken beschikbaar. Er staan 467.000 vacatures open. Zelfs voor veel ‘semi-werklozen’ is dus werk.

De krapte op de arbeidsmarkt is voor velen een kans. In het tweede kwartaal waren 225.000 meer Nederlanders van baan gewisseld dan een jaar eerder. Bijna vier op de tien baanwisselaars nam een vast contract.

Bedrijven bieden meer vaste contracten aan in een poging personeel te werven. Bagageafhandelaar Swissport, chemiecomplex Chemelot en PostNL zijn dit jaar overgestapt van flexibele naar vaste arbeidscontracten.

Een woordvoerder van PostNL vertelde het FD: ‘We hopen daarmee onze positie op de arbeidsmarkt te verstevigen.’ Zelfs met een loonsverhoging van 8 procent wist het bedrijf zo’n 1.500 vacatures niet te vullen. PostNL heeft 16.500 bezorgers in dienst.

Vakbond FNV heeft in 43 procent van de cao's een maximum aandeel flexwerk of een omzetting van uitzendcontracten naar vast werk onderhandeld.

Liever deeltijd of zzp dan uitzendkracht

De uitzendbranche had het al zwaar tijdens corona, toen uitzendkrachten als eersten de laan uit werden gestuurd. Inmiddels heeft de sector het tegenovergestelde probleem: flexwerkers gaan liever als zzp’er verder. ING verwacht dat de krimp van de uitzendsector in coronatijd ook dit jaar nog niet wordt ingehaald.

Nederlanders werken gemiddeld 32 uur per week. Het EU-gemiddelde is 36 uur. Zo’n 560.000 deeltijders willen best meer willen werken, maar krijgen of de kans niet van hun baas of weigeren meer uren, omdat hun gezin dan toeslagen verliest en er per saldo op achteruit gaat. Een verhoging van de arbeidskorting zou op de korte termijn soelaas kunnen bieden. Op de lange termijn is versimpeling van het toeslagenstelsel nodig.

Arbeidsmigratie is laatste redmiddel krappe arbeidsmarkt

Werkgevers zoeken noodgedwongen hulp in het buitenland. Ook dat is geen recent fenomeen: tussen 2006 en 2021 verviervoudigde het aantal arbeidsmigranten.

De keerzijden van laaggeschoolde arbeidsmigratie worden afgewenteld op de maatschappij in de vorm van oneerlijke loonconcurrentie (Oost-Europese en Turkse vrachtwagenchauffeurs zijn bijvoorbeeld drie keer zo goedkoop), krapte op de woningmarkt, en een relatief hoge afhankelijkheid van sociale huur en sociale zekerheid.

De beschikbaarheid van arbeidsmigranten heeft er volgens de inspecteur-generaal van de Arbeidsinspectie, Rits de Boer, bovendien toe geleid dat bedrijven minder investeren in innovatie. Het vervoer van bagage op Schiphol of het plukken van tomaten in de kas kan best worden geautomatiseerd, maar zolang er statushouders uit Eritrea en arbeidsmigranten uit Roemenië beschikbaar en bereid zijn om het werk te doen zijn robots onnodig duur.

Van Gennip vindt ook dat arbeidsmigratie van buiten de EU een laatste redmiddel moet zijn om de personeelstekorten aan te pakken. Maar ze biedt bedrijven weinig alternatieven.

Subsidie voor omscholing is complex

De minister belooft dat tegenover strengere arbeidsregels meer ruimte komt voor ‘wendbaarheid’ binnen het bedrijf. Bijvoorbeeld meer geld voor bij- en omscholing.

Het probleem is echter geen gebrek aan geld, maar dat de overheid het zo ingewikkeld maakt om omscholingssubsidies aan te vragen, waardoor werkgevers, als ze al de moeite nemen, dikwijls externe consulenten moeten inhuren om door de bomen het bos te zien.

Neem de 200 miljoen euro die tijdens corona beschikbaar kwam voor omscholing. De inschrijfprocedure veranderde halverwege. Voor de eerste ronde moesten bedrijven zich via hun brancheorganisatie opgeven. In de tweede ronde wordt geloot.

De helft van het gesubsidieerde aanbod opleidingen was niet toegankelijk voor werknemers met een mbo-opleiding, terwijl daar de grootste tekorten waren. De veelgehoorde kritiek was echter niet dat Van Gennip te veel eisen stelden, maar dat de subsidie niet gericht genoeg was, namelijk op de sectoren met de grootste personeelstekorten, zoals de zorg. Die klacht kwam natuurlijk uit die sectoren. Wat Van Gennip niet hoorde waren de (kleine) ondernemers die halverwege het lezen van alle voorwaarden de hoop opgaven en dachten: bekijk het maar.

Kleine ondernemer vreest doorbetaling bij ziekte

Juist voor kleine ondernemers is het – in tegenstelling tot een Swissport of een PostNL – nog altijd risicovol om personeel in vaste dienst te nemen.

Het midden- en kleinbedrijf groeit in Nederland sneller dan in de rest van Europa, tussen 2012 en 2018 met 42 procent. Alleen in Litouwen groeide het mkb sneller. Toch werken relatief weinig Nederlanders voor een midden- of kleinbedrijf: 64 procent. In Europa werken alleen in Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden verhoudingsgewijs meer mensen voor een grote onderneming.

Wat Nederland onderscheidt is dat werknemers hier bij ziekte twee jaar lang hun loon krijgen doorbetaald. Dat is in geen ander land zo. Sinds 2009 betalen werkgevers ook nog eens 100 procent van de premies voor de Ziektewet en WW.

MKB-Nederland waarschuwt al jaren dat dit dé reden is dat vooral kleine bedrijven geen vast personeel in dienst nemen. Het lijkt in Den Haag niet door te dringen. Het komt niet vaak voor dat een bedrijf failliet gaat omdat het ziekte werknemers niet kan doorbetalen, maar het gebeurt wel. Voor tal van een- en tweemanszaken is dat een spookbeeld. Zzp’ers bieden uitkomst.

Nick Ottens schrijft als opinie- en onderzoeksjournalist voor Atlantic Sentinel en Wynia’s Week.

Toon meer