Drie scenario’s voor het zzp-wetsconcept

Drie scenario’s voor het zzp-wetsconcept

Minister Karien van Gennip (SZW) heeft kort voor de verkiezingen een wetsconcept gepubliceerd dat moet verduidelijken wanneer iemand zzp’er is. Zzp-belangenbehartigers vrezen de gevolgen als het ontwerp wet wordt. Waar zit de pijn? Is de kritiek terecht? En wat komt er van de wet terecht? Drie scenario’s.
 
Het zzp-wetsconcept heeft tot doel duidelijk te maken wanneer iemand een opdracht als zelfstandige kan aannemen, en wanneer het werk alleen kan worden gedaan als werknemer. Waar zzp-organisaties geen of weinig kritiek op hebben, is de aanpak van schijnzelfstandigheid. Waar juist harde kritiek op is, is het (nieuwe) toetsingskader om te oordelen of sprake is van een arbeidsrelatie.
 
De kritiek focust op 2 zaken:
  1. Het nieuwe begrip “organisatorische inbedding”. Margreet Schrijvers van PZO noemt het vaag: “(het) leidt niet tot duidelijkheid en heeft geen onderscheidend vermogen.” Of iemand zich als ondernemer op de arbeidsmarkt beweegt, speelt geen enkele rol.
  2. Het criterium moet per opdracht opnieuw worden beoordeeld. Per opdracht moet worden bepaald of de opdracht als zzp’er kan worden uitgevoerd. Dit is omslachtig, en in zekere zin strijdig met het beginsel van ondernemerschap.

Scenario 1: juridische verwarring rond zzp'er

De kritiek slaat hout. Vaagheid en complexiteit hebben eerder de VAR-verklaring en de Wet DBA tot een dode letter gemaakt. In fraai beleidsjargon: er is sprake van een handhavingsmortuarium. Bij nieuwe wetgeving zal lange tijd onduidelijkheid en onzekerheid boven de markt hangen. Na de rechtszaken rondom schijnzelfstandigheid, waaronder Diliveroo, zal de rechtsspraak zich mogen buigen over het begrip “organisatorische inbedding”. Dit is onwenselijk. Vooral ook omdat arbeidsverhoudingen, rollen en expertises en sectoren in deze zo divers zijn dat het moeilijk zal zijn om met één mal een samenwerking te kwantificeren.

Scenario 2: de bureaula

Van Gennips voorganger, Wouter Koolmees, heeft eigenhandig de stekker uit het vorige zzp-wetsontwerp getrokken. Dat was maar beter ook, want met 3 subcategorieën zzp’ers was er zelfs voor de slimste jurist geen panaché van het wetsvoorstel te maken. De les die Van Gennip heeft geleerd: keep it simple! De vergissing die ze tegelijkertijd heeft gemaakt, is dat ze bij de nieuwe conceptwet te veel haar oor te luister heeft gelegd bij de vakbeweging. Met de herschikking van het politieke landschap is de kans groot dat haar opvolger het zzp-wetsconcept sterk redigeert of negeert. 

Scenario 3: bureaus grijpen de macht

De nieuwe zzp-wet kan desastreus uitpakken, maar misschien op een andere manier dan door zzp-organisatie gedacht. Zzp’ers moeten in dienst. Werkgevers zitten niet te wachten op zzp’ers in dienst. Dus zijn interimmers en vervangers overgeleverd aan bemiddelaars. Wat je krijgt is de situatie rondom aanbestedingen. De rechtspositie van professionals wordt uitgehold; de bureaus bepalen de tarieven en de kwaliteit van de dienstverlening holt achteruit. Tolken en vertalers en zorgmedewerkers kunnen de nieuwe minister bijpraten hoe dat in de praktijk uitpakt. In één woord: onwenselijk.
 
Conclusie,
Als ze verstandig was, had Van Gennip haar wetsontwerp beperkt tot het codificeren van “schijnzelfstandigheid”. Dat is hoognodig om de meest kwetsbare werkenden te beschermen. Qua gelijk speelveld heeft ze korte metten gemaakt met de fiscaal voordelen voor zzp’ers. Voor de rest kan de markt het prima zelf oplossen.
 

Hans Pieters, oktober 2023

Toon meer

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *