Rechter: (schijn)zzp’er is feitelijk werknemer
Een werknemer ontslaan en vervolgens weer inhuren als zzp’er en zo de samenwerking voortzetten. De rechtbank Amsterdam heeft in een zaak van een orkestlid die als zzp’er voor het Balletorkest werkzaam was, bepaald dat sprake is van schijnzelfstandigheid. Het orkest moet een vast contract aanbieden.
De muzikante, die tussen 2013 en 2018 als remplaçant (plaatsvervanger) aan het Balletorkest verbonden was, werkte er zoveel dat, ook gelet op alle overige omstandigheden, zij aanspraak kan maken op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Na ontslag verder als zzp'er
Het mag niet, maar gebeurt veelvuldig, onder meer in de kunstensector waar bezuinigingen vaak over de rug van de medewerkers plaatsvinden. Ook in de onderhavige casus: de muzikante had sinds 2004 een vast dienstverband. Door kortingen in de subsidies werden in 2012-2013 een groot aantal orkestmusici ontslagen, waaronder de eiseres, die een eenmalige ontslagvergoeding kreeg. Ze kon direct als remplaçant verder als zzp’er of via payrolling. Na een meningsverschil werd ze sinds 2018 niet meer ingehuurd door het orkest.
Schijnzelfstandigheid
In de uitspraak constateert de Rechtbank Amsterdam dat de muzikante ‘niet de vrijheid en flexibiliteit (had) om haar werk (in omvang vergelijkbaar met een 50%-aanstelling in vaste dienst) zelf in te delen hetgeen juist kenmerkend is voor het werken als zelfstandige in opdracht.’ De rechtbank vervolgt: ‘niet doorslaggevend (is) op welke manier partijen hun verhouding juridisch hebben vormgegeven, maar op welke manier zij feitelijk invulling hebben gegeven aan hun rechtsverhouding’.
Omdat de muzikante ‘zich had te houden aan nauwkeurige voorschriften en aanwijzingen zoals onder meer de vaste tijdstippen voor repetities, optredens en concerten, kledingvoorschriften en de stoelenindeling binnen de groep contrabassisten’ en die voorschriften en aanwijzingen niet anders waren dan tijdens haar vaste dienstverband, oordeelt de rechtbank dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.